Ten noorden van Deventer, net voorbij de jachthaven en het eens legendarische IJsselstadion en naast de altijd mooie IJssel, ligt de Stobbenweerd, een oude waard waarin vroege industrie, landbouw en natuur samengaan met de jaarlijkse overstromingen die dit meanderende landschap hebben getekend. Hier ligt een oude boomgaard met daarin verstopt een klein gevouwen huisje – de hermit house – zonder verwarming, elektra en water maar met zicht op het weer, op seizoenen, op bovengravende mollen, op zingende, vechtende, parende, scharrelende, spelende, rovende en vreemde vogels, op nieuwsgierige muizen, vossen en marters, op passerende vrachtschepen, zeilboten, speedboten, jachtjes en passagierschepen, op al dan niet stille wandelaars met honden en stokken, alleen of in groepen en op de bijzondere vegetatie die zo kenmerkend is voor dit IJsselland.
North of Deventer, just past the harbor and the once legendary IJssel stadium and next to the always beautiful IJssel, is the Stobbenweerd, in which early industry, agriculture and nature go hand in hand with the annual floods that have marked this meandering landscape. Here lies an old orchard with a small folded house hidden inside it – the hermit house – without heating, electricity and water but with a view of the weather, of seasons, of excavating moles, of singing, fighting, mating, scratching, playing and robbing and strange birds, on curious mice, foxes and martens, on passing cargo ships, sailing boats, speed boats, yachts and passenger ships, on quiet or not so quiet walkers with dogs and sticks, alone or in groups and on the special vegetation that is so characteristic of this IJsselland.
het openingsgedicht
gekraakte stilte vreemd gerust dit stille beeld waar het leven zich verstopt achter dijken achter geblaf achter stemmen achter sporen van de stad verkreukeld staart een boom door appels vormende druppels naar de monding ver weg dáár is het einde dáár is het begin dat altijd maar voorbijgaat de steenfabriek beweegt zo traag verliest zo traag haar stenen vervalt zo traag tot kunst merels hebben het pand van de uilen gekraakt wachtend op rijzende bergen vol omhooggevallen wormen zonder warmte nog alleen oorwormen en spinnen maken het thuis vandaag geen roodborst kauw of raaf geen winterkoning pimpelkoolmeesmus alleen gaaien stoppen kort in de waard grazen ganzen achter vierwielgedreven monsters die voren persen als droge beken en de rivier in roze steen gieten alles blijft liggen tot de tijd stopt de zon verkleurt en in lampen opgaat